Klimaatakkoord vereist duurzame landbouw- Leeuwarder Courant

28-12-15.
Het klimaatakkoord van Parijs is wereldwijd met instemming ontvangen. Het heeft wel grote consequenties, bijvoorbeeld voor de toekomst van de landbouw.
De opluchting en euforie over het klimaatakkoord zijn terecht, want er staat veel op het spel. Als gevolg van voortgaande temperatuurstijging zullen gletsjers en de ijskappen van de polen smelten, zal de zeespiegel stijgen, zullen kustgebieden waar grote delen van de wereldbevolking geconcentreerd zijn onbewoonbaar worden en zal door extreem weer de voedselvoorziening in grote delen van de wereld in gevaar komen.
De economische en de sociale gevolgen, onder andere in de vorm van miljoenen klimaatvluchtelingen, zullen enorm zijn. Daarom zijn nu maatregelen nodig, want verdergaande klimaatveranderingen zullen slechts in beperkte mate en tegen zeer hoge kosten kunnen worden aangepakt. De temperatuurstijging moet zoveel mogelijk worden beperkt. Het verdrag van Parijs is een stap in de goede richting. Het doel is om de temperatuurstijging in 2100 onder de 2 graden te houden, het streven is om deze te beperken tot 1,5 graden. Het zal een uiterste krachtsinspanning vergen om dat te realiseren.
Het Nederlandse klimaatbeleid is tot nu toe vooral gericht op het beperken van energiegebruik en op alternatieve vormen van energieopwekking. Dit speelt ook in Friesland, waar verdere energiebesparing in de industrie, transportsector en bij woningen en bedrijfsgebouwen geboden is en waar de plannen voor de opwekking van 530,5 megawatt aan windenergie volop in ontwikkeling zijn.
Echter, om de doelstellingen van het klimaatakkoord te realiseren zal een snellere reductie van de uitstoot van broeikasgassen nodig zijn. Een andere sector die wat emissiereductie betreft ongetwijfeld in beeld zal komen en Friesland zal raken is de landbouw, die samen met de tuinbouw momenteel verantwoordelijk is voor circa 15 procent van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland.
CO2-emissies worden veroorzaakt door het gebruik van machines en installaties en door energiegebruik in stallen en kassen. Andere belangrijke broeikasgassen zijn methaan (een 25 keer zo sterk broeikasgas als CO2) dat vrijkomt bij de vertering van voedsel door vee, en lachgas (300 keer zo sterk als CO2) dat voornamelijk in de bodem geproduceerd wordt en toeneemt door bemesting.
Wanneer ook indirecte emissies door het gebruik van grondstoffen zoals kunstmest en oxidatie van veen door diepontwatering worden meegerekend, verdubbelt de totale uitstoot van de landbouw. Een andere bron van indirecte emissies van broeikasgas is het gebruik van krachtvoer in de veeteelt, waarvoor soja uit vooral Zuid-Amerika wordt gebruikt. Grote delen van het regenwoud worden gekapt voor de sojateelt, wat gepaard gaat met hoge CO2-emissies en verkleining van het CO2-opslagareaal.
Het klimaatverdrag van Parijs staat op gespannen voet met de afschaffing van het melkquotum door de EU, wat heeft gezorgd voor een groeiende veestapel en verdere intensivering van de landbouw. Een sterke afname van de broeikasgasemissies door de landbouw is te bereiken door kringlooplandbouw toe te passen. Dit betekent een veestapel die past bij de oppervlakte boerenland in Nederland, en het gebruik van veevoer dat afkomstig is van eigen akkers.
Een dergelijke extensievere, natuurinclusieve landbouw heeft bovendien veel positieve effecten op alles wat leeft en bloeit op het boerenland. Deze vorm van landbouw kan de verschraling van de biodiversiteit stoppen en biedt kansen voor het opkrikken van de populaties van iconische vogelsoorten zoals de grutto, kievit en scholekster, die sinds de jaren zestig sterk in aantallen achteruit zijn gegaan.
Ook heeft deze vorm van landbouw gunstige effecten op de schoonheid en diversiteit van het agrarische landschap, wat het woon- en leefklimaat versterkt en recreatie en toerisme bevordert. Voor Friesland, waar de economie steeds meer afhankelijk wordt van deze sectoren, brengt het klimaatverdrag daarom niet alleen maar kosten met zich mee, maar biedt het ook een aantrekkelijk perspectief in de vorm van een overgang naar een natuurinclusieve duurzame landbouw.
Jeltsje v.d. Meer-Kooistra (hoogleraar financieel management, Rijksuniversiteit Groningen);
Eelke Folmer (ecologisch onderzoeker NIOZ)
Henk Folmer (hoogleraar ruimtelijke economie, Rijksuniversiteit Groningen).

Deel dit berichtShare on Google+Share on FacebookTweet about this on TwitterShare on LinkedInEmail this to someone